Om de Zeester vanuit Amsterdam terug in Nieuwpoort te krijgen, na haar renovatie met een elektromotor, koos ik ervoor om ze begin april via kanalen solo terug te varen: een ideale manier om de nieuwe motor beter te leren kennen. Het doel was om binnen een periode van 7-8 dagen de boot terug naar Nieuwpoort te varen. Ik zou niet zeilen, maar uitsluitend op de nieuwe elektromotor varen bij wijze van test; de mast bleef dus horizontaal boven op het dek gemonteerd.
DEEL I: Naar Antwerpen


Foto 1: De Zeester in Gouda aangemeerd. Horizontale mast is op 3 punten verankerd. Op de boeg aan stuurboord werd een pijlsysteem gemonteerd waarvan de hoogte precies 2,45 m aangaf. Hierdoor kon vroegtijdig een te lage doorgang van een brug gesignaleerd worden. De hulpmast met toplicht, antenne en vlaggen, kon snel vanuit de kuip op- of neergehaald worden. De mast, net zoals de kajuit waren voorzien van een jasje ter bescherming tegen het gure winterweer; die van de kajuit was doorzichtig genoeg om de prachtige configuratie van het mahonie-eik inlegwerk enigszins toonbaar te maken.
1 april: eindelijk was het zover
Richting Gouda. Om 8:00 uur gleed de zeilboot geruisloos de haven uit. Het was koud (8 graden); handschoenen en muts waren meer dan welkom. De Bosrandbrug diende opengedraaid. Een heel speciaal gevoel overviel me, want dit was de allereerste keer in mijn leven dat ik via de marifoon vroeg om een ophaalbrug te openen en me doorvaart te verlenen. Talrijke bruggen zouden we nog voorbijvaren; de meeste waren hoog genoeg om de Zeester onderdoor te laten glippen. Na een dagje zeer rustig varen – bij een vermogen van ongeveer 1000 W haalde de Zeester een gezapige snelheid van 5-7 km/uur – kwam ik in W.V. Gouda toe.
Dordtse Kil. De eerste uitdaging van de volgende dag was het uitvaren van de Zeester uit de box; de boot moest eerst 180 graden draaien op een kleine wateroppervlakte en tussen een 6-tal andere motorjachten. Heel langzaam kon dit zonder problemen gebeuren maar wel met hulp van de boegschroef. Dat was een hele opluchting. De boot was nu gevoelig beter te besturen dan vroeger zonder boegschroef en met enkel de oude SABB 1G 10 pk dieselmotor. Rustig en heel stilletjes ging de vaart richting Julianasluis. Dit was mijn eerste echte sluis die ik solo invoer; mijn hart klopte sneller! Maar het hoogteverschil was nauwelijks merkbaar en verliep dus zonder kleerscheuren. Het kanaal richting Dordrecht werd nu beduidend breder, en er voeren ook vrachtschepen.

Foto 2: De enorme Ark van Noach, gebouwd als onderdeel van een botenparade voor Koningsdag in 2015, meet 119 m lang, 30 m breed, en 23 m hoog. Jammer dat het thans permanent voor het publiek is gesloten en nog geen eindbestemming heeft gekregen.
De Hollandse IJssel vloeit langsheen enkele mooie steden, huisvest een wonderbaarlijke Ark van Noach, en vloeit onder de Algerabrug door om uit te monden in de Nieuwe Maas. Bij deze (en waarschijnlijk de meeste andere) samenvloeiingen van rivieren traden er onverwachte, relatief kortstondige maar sterke stromingen op die kleine steile golven in diverse richtingen deden ontstaan. Hierdoor maakte de boot kleine korte link-rechtse bewegingen, was het lastig om de boot te controleren en voor rollen en stampen te vrijwaren. Dit was wel even schrikken! De bocht oostwaarts de Nieuwe Maas op werd groot genomen en op een ogenblik dat er geen vrachtschepen in de buurt te zien waren. Deze overtocht gaf me het gevoel wel lang te duren, waarschijnlijk het gevolg van een verhoogde adrenalinestoot bij het eerst zien van deze grote rivier die hier bijna 400 m breed is, door de hogere golven die opgestuwd werden door de kopwind en door de vele vrachtschepen die wel leken van overal te komen. Hiervan moest ik wel even goed slikken…wat een contrast met het ‘verkeer’ op de kanaaltjes! Dordrecht dook recht voor me op, en wat verder naar stuurboord ook de bekende Spoorbrug, toegangspoort tot de Dordtsche Kil.

Foto 3: Dordrecht en de Spoorwegbrug die toegang verleent naar het Dordtse Kil.
In de late namiddag stak de wind op, donkere wolken pakten samen, en het regende wat het varen niet aangenaam maakte. Nabij de toegang van de jachthaven Strijensas, moest tegen de stevige wind in gevaren worden. Hier is de rivier minstens 1500 m breed. De wind had vrij spel dus hier konden behoorlijke golven langs bakboorzijde tegen de Zeester beuken bij het invaren van de havengeul waardoor het bootje stevig rolde. In de beschutte jachthaven keerde de rust terug.
Hollands Diep, Volkerak en Oosterschelde.
Ondanks de slechte weersvoorspelling was de ochtend zonnig. Het traject over het Hollands Diep verliep vlot, af en toe scheen de zon maar het bleef koud. Het eerste spannende moment vormde de passage van de Volkeraksluizen. Voor de recreatievaart is hier een aparte sluis westelijk gelegen van de sluizen voor de beroepsvaart. De sluiswachter had de Zeester opgemerkt en opende de sluisdeuren; ik was alleen in de enorme sluis (128 m lang en 16 m breed). Wow, wat een gevoel zo met mijn klein bootje in die grote sluis! Hier probeerde ik voor het eerst het gebruik van een extra hulplijn die toen nog over de midden-bolder liep. Doorheen de lus werd de achterste landvast gestoken. Bedoeling was om de lus rond een wandbolder in de sluismuur te hangen en door de uiteinden van de hulplijn en landvast de positie van de boot te controleren. Door het min of meer aantrekken van de beide lijnen zou de boot langsheen de sluismuur gehouden kunnen worden. Dit lukte me toch niet helemaal omdat ik de landvast te kort en de hulplijn te lang hield: ik had het gevoel dat de wandbolder op de sluismuur zich best ongeveer in het midden tussen de 2 verankeringspunten op de boot moest bevinden, hetgeen een meer stabielere situatie zou creëren. Gelukkig had ik de boegschroef die regelmatig gebruikt werd om de boot parallel aan de sluismuur te houden. Volgende keer beter.
Om de vrachtschepen zo ver mogelijk van het bootje te houden voer ik zoveel mogelijk stuurboordwal. Deze “reuzen” gingen bijna allemaal richting het Rijn-Schelde kanaal. Omwille van het vele vrachtvervoer wou ik dit kanaal vermijden, daarom voer ik richting Grevelingenmeer om via de Krammersluizen en het Mastgat de Oosterschelde te bereiken. Ook in deze Krammersluis (80 m lang en 9 m breed) was ik alleen en kon ongestoord het aanmeren in een sluis oefenen. Ook hier moest de boegschroef herhaaldelijk de boot terug naar de sluismuur brengen tijdens het schutten. De hulplijn zat nog steeds omheen de midden-bolder…ik zou dit later aanpassen door de hulplijn via de boeg om te leiden.
Het einddoel vandaag zou Wemeldinge zijn, nog zo’n 28 km en het was al 14:30 uur. Ik moest dus wat haast maken. Het weer betrok, de zuid-westen wind scherpte aan en het regende af en toe. Deze ongunstige weersomstandigheden werden vooral negatief ervaren op de laatste 10 km wanneer ik volop op de open Oosterschelde voer. Een sterke zuidelijke kopwind noodzaakte me met hoog vermogen te varen. Aankomende vrachtboten moesten omzeild worden. De ondiepten die zich hier voordoen vereisten dat langs aanwezige betonning dient gevaren te worden. Hoge golven maakten dat de boot behoorlijk stampte en soms diep in de golven dook met veel opspattend water: dit deerde niet, door de regen was ik toch al nat… De haven van Wemeldinge kwam in zicht en ik kon aanmeren aan de meldingssteiger rond 19:00 uur. Het was een lange dag. Er bleef slechts 13% van de batterijcapaciteit over en er moest nu snel “bijgetankt” worden…. Bij het vastleggen van de boot viel me op hoe helder en doorzichtig het water hier wel was. Ik merkte nu ook pas dat ik stond te trillen op mijn benen…de oversteek over de Oosterschelde had blijkbaar mijn adrenaline niveau behoorlijk doen stijgen. Misschien was het ook wel van de koude en regen.
Een (onvoorziene) rustdag werd ingelast, omdat voorspelde hevige wind de tocht ‘s anderendaags te risicovol zou maken.

Foto 4: Aangemeerd in de Jachthaven Wemeldinge met glashelder water.
Zuid-Beveland. Relatief hevige wind tot 25 knopen werd nog voorspeld voor de volgende 2 dagen. Er werd me aangeraden om nog een aantal dagen te wachten, ofwel om een weg te zoeken naar Antwerpen via het Rijn-Schelde kanaal. Omdat het al te laat op de dag was om die lange tocht naar Antwerpen nog aan te vatten, zou ik pas ’s anderendaags richting Rijn-Schelde kanaal varen. Om niet in Wemeldinge te blijven, wou ik gaan overnachten in het nabijgelegen Yerseke. De ingang van deze haven was niet makkelijk te vinden omdat men eerst zuidwaarts voorbij de ingang, en dan met 90 graden naar stuurboord doorheen een vrij smalle vaargeul in de binnenhaven terecht komt. Hierbij dient de diepgang in de gaten te worden gehouden om niet vast te lopen…
Het Rijn-Schelde kanaal. De weersvoorspelling voor zaterdag 6 april waren veel gunstiger, dus vertrok ik ’s ochtends vroeg rond 7:00 uur richting Antwerpen. Voorzichtig manoeuvreerde ik uit de haven, maar ondanks dat de boeien goed gevolgd werden ging de dieptemeter snel naar 0… en de boot stond stil – vastgelopen! Met veel kracht kon de boot nog een beetje verder varen, maar bleef uiteindelijk toch steken. Er zat niets anders op dan het opkomend tij af te wachten….
Of toch niet: een vissersboot voer net uit en deze vissers waren zo vriendelijk om de boot terug in dieper water te trekken! Nu ging het richting oosten, naar de Bergse Diep Sluis die de toegang naar het Rijn-Schelde kanaal geeft. Dit is een relatief smalle en kleine sluis (6 m breed x 34 m lang) en het verval is, net zoals elders in de Oosterschelde en Volkerak, minimaal. De Zeester was weer het enige bootje dat versast werd.
Raar dat ik nu op een plaats was die ik eerder trachtte te vermijden toen ik op Volkerak de toegang tot dit kanaal omzeilde; eigenlijk had ik drie dagen verloren door via de Oosterschelde te willen varen… Het was zaterdag en er was opmerkelijk weinig vrachtverkeer. Dat viel dus reuze mee.

Foto 5: s’ Ochtends in het oostelijk deel van de Oosterschelde op weg naar de Bergsediepsluis.
Op weg naar de Kreekraksluizen veranderde dit helaas. Bij de aanvraag om geschut te worden dacht ik nog het enige bootje te zijn… maar ik werd verzocht aan de wachtsteiger aan te meren, samen met een ander klein motorbootje. De marifoon luidde “dat het druk was en we onze beurt moesten afwachten”. Nadat een stuk of 6 vrachtboten uit de sluis richting noorden voeren, werd de kolk opnieuw gevuld: een vrachtschip vooraan stuurboord, eentje vooraan bakboord; vervolgens nog twee in het midden en nog eens twee achteraan de sluis.
Deze grote sluis (24 meter breed en 320 meter lang) werd helemaal gevuld met 6 grote vrachtschepen. Uiteindelijk bleef er nog zo’n 20 meter ruimte over achter in de sluis. Wij (een motorjachtje en de Zeester) werden opgeroepen om in de sluis te varen en achteraan aan te sluiten… Spannend, hoe zou dit verder verlopen? Ik vreesde dat de vrachtschepen woelig water zouden achterlaten die het aanmeren zeer zouden bemoeilijken. Alles verliep echter rustig en er was tijd genoeg om de boot stevig aan de sluismuur te verankeren, zowel vooraan als achteraan. Ondertussen werden de “guillotinedeuren” neergelaten. We zouden 1,8 m omhoog geschut worden.
Het was ondertussen bijna middag. Nadat de schutdeuren aan de andere zijde van de sluis geopend waren, konden de vrachtschepen één voor één de sluis verlaten. Het water werd hierbij danig omgewoeld toen de schroeven van de vrachtschepen vlak voor ons begonnen te draaien. We vreesden zelf hierdoor flink door elkaar geschut te worden, maar dit was niet waar. Blijkbaar hadden we de boot goed verzekerd langsheen de sluismuur. Wel wachtte ik lang genoeg om de lijnen te vieren en zelf te vertrekken totdat de grote reuzen het sas al verlaten hadden…. Ik was de laatste om uit te varen – ongeveer 45 minuten na het binnenvaren.

Foto 6: Havengebouw in Antwerpen.
De tocht naar Antwerpen was best leuk: het weer was ondertussen stukken verbeterd, in het kanaal was er haast geen wind en de koude was verdreven. Zelfs de zon was nu van de partij, en jas, muts en wanten werden aan de kant gelegd. Het kanaal zelf was helaas minder landschappelijk, maar wel zeer rustig.
Voor je het wist zat je midden in de industriële haven. Gedurende ongeveer 15 km kwam ik langs diverse dokken; er lagen veel aangemeerde zeereuzen. Er was opvallend weinig havenactiviteit en dat maakte de doortocht natuurlijk zeer aangenaam; een vaartocht tijdens weekdagen zal er wellicht heel anders uitzien. Na het ophalen van de Siberiabrug, dook het mooie futuristisch ogend Havenhuis op.
Ook de daaropvolgende Londonbrug moest opgehaald worden om in het Willemdok aan te komen. Hier wachtte me de vriendelijke havenmeester op in zijn rubberbootje om me naar de standplaats te begeleiden. Wat een service! Nooit eerder ergens meegemaakt. Het Willemdok ligt lekker ingesloten, hierdoor is de regio haast windvrij, en… het zonnetje scheen in die late namiddag. Dat was volop genieten.
Morgen zou ik via de Schelde richting Gent varen.